De Boekenweek is al drie dagen aan de gang, maar pas vanavond is de traditionele feestelijke opening: het Boekenbal. Het is de 73ste keer dat het literaire festijn wordt gehouden. Het thema van de Boekenweek is dit jaar ‘Je Moerstaal’. Volgens organisator CPNB vieren we komende week “de taal waarin je vloekt, schrikt, juicht en liefhebt”.

CPNB-directeur Eveline Aendekerk voegde vanavond de daad bij het woord in de schouwburg van Amsterdam. Ze gaf de openingstoespraak in haar eigen moerstaal: het Roermonds.

Aendekerk zei dat “voorgoed uit de wereld is geholpen dat het Boekenbal er alleen is voor de grachtengordel”. In haar speech benadrukte ze dat de Boekenweek er voor iedereen in Nederland is, “wat je moerstaal ook is”. Ze riep iedereen op zich te blijven uitdrukken in hun eigen taal en dialect.

Uiting aan identiteit

Volgens hoogleraar Marc van Oostendorp van de Radboud Universiteit is dialect voor mensen “een manier om uiting te geven aan hun identiteit”. Er is nostalgie aan verbonden. Zo ziet hij grootouders die hun eigen kinderen het dialect niet hebben meegegeven, maar nu aan hun kleinkind een Nijntje-boek in dialect geven. “Zo proberen ze toch een stukje van die identiteit mee te geven.”

Hier en daar wordt gevreesd dat het dialect met uitsterven wordt bedreigd, maar volgens Van Oostendorp loopt het zo’n vaart niet. “Er zijn inderdaad taalwetenschappers die zeggen dat in 2050 alleen het Fries en Limburgs er nog zijn, maar dat geloof ik niet”, zegt Van Oostendorp. “Dialecten verdwijnen niet, maar zullen wel verwateren en steeds meer op elkaar gaan lijken.”

Taal is volgens Van Oostendorp steeds meer vermengd geraakt doordat mensen mobieler zijn. “Vroeger bleven mensen wonen in de provincie wonen waar ze geboren waren en trouwden ze met iemand uit de omgeving. Maar nu gaat iemand die in Limburg is geboren in Utrecht studeren. Diegene kan een partner uit Groningen vinden, waardoor taal mengt.”

Dat beaamt taalwetenschapper Khalid Mourigh. Hij schreef een boek over straattaal en doet bij het Meertens Instituut onderzoek naar taal. “Wat je ziet, is taal die tussen het standaard Nederlands en dialect in zit. Zo wonen in Eindhoven mensen die geen dialect spreken, maar wel met een zachte G praten.”

“Je ziet dat door migrantentalen, zoals Surinaams en Papiaments, maar ook het Engels, een soort mengelmoes ontstaat.” En dat is populair, zegt de taalwetenschapper. “Mede door sociale media.”

Maar niet alleen sociale media zijn bepalend, want woorden uit de straattaal van de jaren 90 worden nu ook nog door jongeren herkend en gebruikt. Volgens Mourigh is er “een stabiele basis” in de jongerentaal. Zo worden de woorden fittie (ruzie), of patta (schoen) al lange tijd door jongeren gebruikt, aldus Mourigh. “Dat hoor ik zelfs corpsballen in Leiden zeggen.”

Zachte G en Houdoe

De vorming van jongerentaal hangt af van de etnische samenstelling van een plaats, zegt hoogleraar Van Oostendorp. “In Gouda, waar veel Marokkaanse Nederlanders wonen, hoor je veel Marokkaanse woorden. En in Rotterdam, waar de Kaapverdische gemeenschap groot is, hoor je woorden uit die taal.”

Van Oostendorp merkt op dat in de politiek aandacht is voor dialect. “Het is echt opmerkelijk dat in verschillende verkiezingsprogramma’s aandacht wordt gevraagd voor de dialecten in Nederland.”

Onlangs investeerde de Rijksoverheid 18 miljoen euro in de bevordering van het Fries. Ook organiseren de regionale omroepen sinds 2023 jaarlijks een Regio Songfestival.

Of de Boekenweek met het thema ‘Je Moerstaal’ ook bijdraagt aan het behoud van dialecten, durft Van Oostendorp niet te zeggen. “Maar in 2050 praten mensen in Brabant echt nog wel met een zachte G en zeggen ze ‘Houdoe’ als ze afscheid nemen. Dat is wat we tegen die tijd dialect noemen.”

Door Haluk