“Ja, ik ben wel een paar keer gestorven. Maar altijd toch wel met het gevoel dat ik het wiel wel zou kunnen houden. Dat gaf wel vertrouwen.” Mathieu van der Poel kijkt terug op een schitterende overwinning in Milaan-Sanremo, waarin Tadej Pogacar hem het vuur na aan de schenen legde, maar hij uiteindelijk aan het langste eind trok.
De tweede zege in La Primavera na 2023 komt in zijn erelijst, waarop inmiddels zeven zogenoemde monumenten en een wereldtitel op de weg prijken, toch waarschijnlijk wel in de top drie, denkt Van der Poel. “Want ik denk dat dit wel uniek is en dat we geschiedenis hebben geschreven door op de Cipressa met z’n drieën weg te rijden.”
“Vroeger keek ik op de tv naar deze wedstrijd”, vertelt de 30-jarige coureur. “Dan viel nooit de beslissing op de Cipressa, maar vandaag was dat wel. Al is dat meer de verdienste van Tadej dan van mij vandaag. Het is ongelooflijk hoe hard hij kan fietsen.”
‘Wiel houden of parkeren’
De Sloveen, die aasde op zijn eerste triomf in Sanremo, deed op de Poggio meerdere pogingen om zich via ijzingwekkende versnellingen van zijn Nederlandse kwelgeest ontdoen. “Ik wist wel dat Pogacar nog twee of drie keer alles of niets zou gaan proberen om mij te lossen. Dus het was het wiel houden of uitsturen en parkeren.”
Op de Poggio zette Pogacar zijn aanval al meteen in, maar dat had Van der Poel wel voorzien. “Ik wist dat hij zou proberen de inspanning zo lang mogelijk te maken. Maar het eerste stuk hadden we schuin wind tegen, dus ik zat iets meer uit de wind. Ik was aan het wachten om nog één keer zelf te counteren, maar hij had nog genoeg over om mij terug te halen.”
‘Perfect gespeeld’
Medevluchter Filippo Ganna moest wel een gaatje laten en moest alle zeilen bijzetten om weer bij het leidende duo aan te sluiten. “Het was even uitkijken dat Ganna niet van achteruit zou demarreren. Maar ik denk dat hij ook wel op zijn limiet zat om terug te komen.”
Bekijk de finale hieronder:
“Ik denk dat ik ze een beetje verrast heb door al op 300 meter aan te gaan, omdat ik een beetje bekend sta om een korte sprint vanuit een trage snelheid. Ze lagen al een beetje achter toen ik mijn sprint aanging. Ik voelde ook wel dat ik nog de benen had voor een lange sprint. Het was perfect gespeeld.”
Pogacar: ‘Liep tegen fysieke wetten aan’
Pogacar kon niet anders dan zich bij de gang van zaken neerleggen. “We moeten de race nog analyseren, maar ik kan niet meteen iets vinden wat anders had gekund. Het is moeilijk voor mij om hier het verschil te maken. Je loopt tegen fysieke wetten aan. Ik kan niet toveren.”
De Sloveen, de afgelopen jaren achtereenvolgens vijfde, vierde en nu voor de tweede keer op rij derde, had niettemin genoten van “een mooie finale. Ik reed goed en heb volgens mij alles geprobeerd om de koers explosief te maken. Het was niet genoeg, er waren twee renners gewoonweg te goed. Het zou voor mij zwaarder mogen. Maar volgend jaar weer een kans.”
Kooij: ‘Ander koersverloop nodig’
Olav Kooij was, zijn achtste plaats ten spijt, niet in het stuk voorgekomen. De Nederlandse sprinter van Visma-Lease a Bike had op Cipressa de groep moeten laten gaan. “Vanaf dat moment hoorde ik alleen maar in mijn oortje dat er drie man voor reden, en natuurlijk niet de minsten. Dan is de kans klein dat je ze nog terugziet.”
Kooij vond wel weer aansluiting bij de achtervolgers, die onder leiding van onder anderen Kooij’s ploeggenoot Victor Campenaerts jacht maakten op de gevlogen vogels. “Maar ik wist eigenlijk wel dat we waarschijnlijk alleen nog voor een ereplaats gingen sprinten. Ik zat iets te ver toen we gingen sprinten.”
“Ik rij nu top tien. Het is mooi om deze koers te rijden, maar om kans te hebben moet het koersverloop iets anders gaan”, aldus de dodelijk vermoeide coureur. “Misschien zit er dan in de toekomst wat meer in.”