Tegen beter weten in ging hij gisteren van start. Met dikke pleisters rond de knie strompelde hij voor de start van Gent-Wevelgem uit de bus naar zijn fiets. In drie dagen tijd was Tim Merlier van topfavoriet tot pelotonvulling geworden, van de meest gehavende snit.

Toch zou en moest de Belgische sprinter per se starten in Gent-Wevelgem, de koers die sinds een paar jaar begint in Ieper en in het teken staat van de Eerste Wereldoorlog. Een Vlaamse klassieker in het teken van gevallen soldaten. De koers van het herdenken.

Op zo’n 70 kilometer van de finish passeert de koers Ploegsteert. Als je even gas geeft, ben je het dorp uit en de grens met Frankrijk gepasseerd. Voor een gewone toerist is er niets te zien. En toch is Ploegsteert wereldberoemd.

Het is het dorp van Frank Vandenbroucke. Een renner zo beroemd dat VDB volstaat om wielerfans in extase te brengen.

Op bezoek bij VDB

Rechts van de enige rotonde in het dorp met in het midden een reusachtige koersfiets op het kerkhof achter de kerk is de door Vlamingen zo geliefde wielerheld te ruste gelegd. Begraven in de achtertuin van het aangrenzende Café de la Grand Place.

Toevallig treffen we Chantal Vanruymbeke binnen, de moeder van VDB. “Dit was ons café. Frank was hier altijd, hij is hier opgegroeid. Maar na zijn dood kon ik het niet meer opbrengen en hebben we het van de hand gedaan.”

Ze staat op het punt om weg te gaan, maar wil nog best even babbelen. “Ik woon hier 500 meter verderop, dus als ik kan kom ik nog wel helpen.”

Vandenbroucke overleed na een turbulent leven in 2009 eenzaam op een hotelkamer in Senegal. Hij behoort tot het type wielrenners dat volgers nog altijd zot kan maken.

Niet eens vanwege zijn indrukwekkende palmares, eerder vanwege zijn charisma. VDB was een ‘pédaleur de charme’, een oneindige belofte met het imago van een rockster. Er zijn boeken, gedichten en liedjes over hem geschreven.

Nog dagelijks komen mensen naar Ploegsteert om zijn graf te bezoeken. “Hij was mijn zoon, hè”, zegt moeder Chantal. “Eerst mijn zoon, daarna wielrenner en publiek figuur. Maar er zijn ook voordelen: zijn graf is tot beschermd erfgoed verklaard. Het zal nooit meer geruimd worden.”

De koers loopt als een rode draad door haar leven. “Dat was al zo als kind. In Duitsland, waar ik opgroeide, was mijn vader altijd al druk met wielrennen. Toen ik trouwde kreeg ik profrenner Jean-Luc Vandenbroucke als zwager. Daarna kwam Frank. En nu hebben we Tim, hè.”

De dochter van Vandenbroucke, Cameron, is namelijk de partner van Tim Merlier, de topsprinter van Soudal-QuickStep. Zo’n zes jaar geleden troffen ze elkaar bij een Belgisch kampioenschap. Intussen zijn ze met z’n drieën met zoontje Jules van twee. “En ook mijn andere kleindochter is met een wielrenner, Damien Touzé”, vertelt Chantal. “Dus ja, de koers blijft altijd in mijn leven.”

Frank Vandenbroucke heeft hij nooit persoonlijk ontmoet, maar toch is Gent-Wevelgem voor Merlier nét even iets specialer. Dat was altijd Nokere Koerse, op een steenworp van zijn geboortegrond.

Merlier is namelijk specialist in positioneren in de snelle afdaling om vervolgens in de sprint op Nokereberg iedereen erop te leggen. Vanwege de vele valpartijen werd die aankomst dit jaar aangepast.

Prompt paste Merlier. Alles op Gent-Wevelgem.

En toch ging het mis. Merlier was een van de velen die in de veel bekritiseerde laatste kilometers in De Panne tegen de grond smakten. Een val met gevolgen.

“Hij moest zijn knie laten hechten”, vertelt zijn moeder. “Tim zal wel starten in Gent-Wevelgem, maar je moet niet veel verwachten.”

Ook Merlier groeide op in het café. In Wortegem-Petegem, nabij Oudenaarde waakt moeder Heidi D’Hulst nog elke dag over brasserie St. Arnolduspleintje. Op een klassieke bruine kast naast de bar staan de belangrijkste trofeeën van haar zoon uitgestald.

Boven de kast hangen twee ingelijste kampioenstruien. En in een hoekje een foto uit de Giro: Merlier in de paarse puntentrui naast Tadej Pogacar in het roze. “Vorig jaar was ik een paar dagen in de Giro. Maar meestal ben ik gewoon hier, ook bij Gent-Wevelgem. Ik kan de zaak ook niet zomaar sluiten, zeker?”

Als Merlier een grote zege boekt, zoals het EK in eigen land vorig jaar, dan is het ’s avonds feest in het café. “Dan zetten ze de hele straat af hier”, vervolgt ze. Niet niks, want het café ligt aan de enige doorgaande weg in het dorp. “Maar nu zal het wel rustig blijven zeker”.

Hoogst haalbare

Bijna kon de tap toch open in Wortegem. Met twijfels stapte Merlier op de fiets in Ieper, tijdens de koers liet hij zich anoniem meevoeren en op zijn tanden overleefde hij de heuvelzone.

Maar uiteindelijk won de gehavende strijder toch de sprint van het peloton. Een sprint voor plek twee, want tegen Mads Pedersen was zondag niets te doen.

Pedersen viel aan op de eerste van drie onverharde plugstreets, zo genoemd door Britse militairen in de loopgraven die Ploegsteert niet konden uitspreken.

Achter zijn rug beten Jasper Philipsen en Olav Kooij zich vast in zijn wiel, tot het noodlot toesloeg. Binnen een minuut reed Philipsen lek en zat Kooij gedesoriënteerd in de berm, naar later bleek met een gebroken sleutelbeen.

De Belgische spurter knokte zich nog terug in koers, de Nederlandse bleef achter in de loopgraven van Ploegsteert.

Eén familie keert aan het einde van de dag tevreden terug naar die onopvallende, maar wereldberoemde plek aan de Franse grens. Als Chantal zich met kleindochter Cameron en achterkleinzoon Jules meldt bij de teambus, wordt er innig geknuffeld.

Wanneer Merlier de bus induikt om het zweet af te spoelen en zijn wonden te laten verzorgen, rent Jules nog opgetogen rond: “Papa, papa, papa, papa..”.

Cameron kijkt vertederd toe. “Natuurlijk is dit bijzonder voor ons. Mijn vader Frank heeft deze koers gewonnen in 1999. Als Tim met al die blessures tweede kan worden, dan kan hij ook een keer winnen. Daar hopen we op.”

Door Haluk