Het Rode Kruis is woedend over het doden van hulpverleners van het Rode Kruis in de stad Rafah in Zuid-Gaza, staat in een verklaring van de hulporganisatie. Gisteren werden de lichamen van vijftien hulpverleners aangetroffen in een massagraf. Volgens de VN “blijkt uit beschikbare informatie dat het team op 23 maart door Israëlische troepen werd gedood”.
Het gaat om acht ambulancemedewerkers van de Palestijnse Rode Halve Maan (PRCS), zes medewerkers van de burgerbescherming en een lid van VN-organisatie UNRWA. Ze werden samen met hun voertuigen onder het zand teruggevonden. Het graf was gemarkeerd met de koplamp van een van de verwoeste ambulances.
De hulpverleners waren sinds 23 maart vermist. Het Israëlische leger had die dag een evacuatiebevel uitgevaardigd voor het district Tel al-Sultan in Rafah, omdat er Hamas-militanten actief zouden zijn.
Een team van negen medewerkers van de Palestijnse Rode Halve Maan was rond het middaguur uitgerukt om slachtoffers van een Israëlische aanval te helpen, toen ze onder vuur van Israëlische Israëlische militairen kwamen te liggen. Andere teams die werden gestuurd om het eerste team te redden, werden vervolgens ook beschoten. PRCS stelt dat er bewijs is dat de armen van minstens een van de slachtoffers waren vastgebonden voordat hij werd gedood .
‘Ze waren hier om levens te redden’
Jagan Chapagain, hoofd van de Internationale Federatie van hulporganisatie Rode Kruis (IFRC), sprak zich fel uit over het doden van de hulpverleners. “Ik ben er kapot van. Deze toegewijde ambulancemedewerkers kwamen om gewonden te helpen. Ze droegen emblemen die hen hadden moeten beschermen, hun ambulances waren duidelijk gemarkeerd.”
Het hoofd van VN-mensenrechtenorganisatie OCHA, Jonathan Whitehall, zegt dat de medewerkers “een voor een werden gedood”. Vervolgens werden hun lichamen verzameld en in het massagraf begraven. “We hebben ze opgegraven in hun uniformen, met hun handschoenen aan”, zei Whitehall.
“Dit is een massagraf met hulpverleners, gegraven met Israëlische bulldozers”, zei Whitehall:
Philippe Lazzarini, hoofd van VN-hulporganisatie UNRWA, zegt dat de hulpverleners in ondiepe graven werden gedumpt. “Een ernstige schending van de menselijke waardigheid”, schrijft hij op X. “Het doden van of het in gevaar brengen van hulpverleners, journalisten of humanitaire werkers is een flagrante schending van het internationaal recht. In Gaza zijn deze moorden routine geworden.”
Het Israëlische leger stelde die dag dat militairen het vuur hadden geopend op voertuigen die “verdacht” op hen afkwamen zonder noodsignalen. Uit “een eerste beoordeling” zou gebleken zijn dat de troepen een Hamas-militant met de naam Mohammed Amin Shobaki en acht andere militanten hadden gedood.
Geen van de gedode hulpverleners droeg die naam. Er zijn ook geen andere lichamen aangetroffen op de locatie. Israël heeft nog niet gereageerd op de vondst van het massagraf.
‘In koele bloede’
De gedode hulpverleners werden vandaag begraven. De vader van de gedode Ashraf Abu Labda zei tegen de BBC dat de Israëlische militairen “zich eerst op het eerste voertuig richtten, toen op het tweede en toen op het derde”. “Ze doodden ze in koelen bloede”, zei Nasser Abu Labda.
Het Rode Kruis spreekt van de dodelijkste aanval op zijn hulpverleners sinds 2017. In de oorlog in de Gazastrook zijn tot nu toe dertig Rode Kruis-medewerkers gedood. In totaal zijn er sinds het begin van de oorlog minstens 1060 zorgmedewerkers gedood, zeggen de Verenigde Naties.
Oorlogsrecht
Volgens het internationaal humanitair oorlogsrecht moeten hulpverleners zich altijd vrij kunnen bewegen in een crisisgebied. Het embleem van het Rode Kruis – dat op de ambulances van de gedode hulpverleners stond – geldt als een herkenningsteken. “Ons embleem betekent ‘niet schieten'”, schrijft het Rode Kruis in een reactie.