Het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft de regering-Trump opgedragen voorlopig te stoppen met de deportatie van Venezolanen die worden vastgehouden in de staat Texas. De zaak was aangespannen door advocaten van burgerrechtenorganisatie ACLU.
Volgens hen dreigen de mannen, die ervan worden beticht dat ze bendeleden zijn, te worden uitgezet zonder dat de juiste juridische procedures zijn gevolgd.
ACLU zegt dat de Venezolanen geen mogelijkheid hebben gehad om hun uitzetting aan te vechten bij een rechter, iets wat het Hooggerechtshof eerder had opgedragen. Het Hooggerechtshof verplicht daarom om de uitzettingen te op te schorten tot nader order van het Hof.
De conservatieve rechters Clarence Thomas en Samuel Alito hebben zich publiekelijk van de uitspraak gedistantieerd, wat leden van het Hooggerechtshof overigens vaker doen.
Het Witte Huis heeft nog niet op de uitspraak gereageerd, maar vanuit de regering is er ergernis over wat wordt gezien als ‘bemoeienis’ van de rechtspraak bij de deportaties. Democraten vrezen dat Trump zich niet aan de wet houdt en uitspraken van rechters naast zich neerlegt.
Constitutionele crisis
Als gerechtelijke uitspraken worden genegeerd, wordt dat een groot probleem, zegt jurist en Amerikakenner Kenneth Manusama in het NOS Radio 1 Journaal. “Welke middelen heeft het Hooggerechtshof, of elke rechter, om de eigen uitspraken te handhaven? Eigenlijk niets.”
“Het gaat nu al een paar honderd jaar goed in Amerika, dat iedereen het systeem respecteert en respecteert wat de rechter zegt, tot deze regering”, vervolgt Manusama. “Zodra de regering expliciet zegt ‘nee, we doen niet wat het Hooggerechtshof zegt’, dan komt er een soort patstelling en een grote constitutionele crisis, want wie gaat de regering dan alsnog dwingen om de bevelen op te volgen?”