Het traject rondom de inzet van een kroongetuige in het zwembadmoordproces in 2012 is niet goed verlopen. Dat concludeert een onderzoekscommissie die de leiding van het Openbaar Ministerie instelde na de rechterlijke uitspraak in het hoger beroep vorig jaar. Volgens de commissie droeg het OM informatie onvoldoende over aan de rechter-commissaris en was er te weinig expertise over de inzet van een kroongetuige.

De zaak draaide om de dood van de 40-jarige Jan Elzinga. Hij werd in 2012 doodgeschoten voor de deur van een zwembad in Marum, in Groningen. De rechtbank veroordeelde de schutter tot vijftien jaar cel en een handlanger kreeg twintig jaar cel.

Na zijn veroordeling sloot de schutter een deal met het OM en werd hij kroongetuige. In ruil voor verkorting van zijn straf vertelde hij dat de schoonfamilie van het slachtoffer de moord had beraamd. Vorig jaar werden twee schoonfamilieleden en de ex-partner van Elzinga in hoger beroep veroordeeld tot veertien jaar gevangenisstraf. Een vierde verdachte kreeg zes jaar cel.

Kroongetuige onbetrouwbaar

De straffen waren lager dan het eerste vonnis van de rechtbank. Dat was mede omdat de kroongetuigenovereenkomst “achteraf bezien onrechtmatig was”, aldus het gerechtshof. Volgens het hof was de kroongetuige niet betrouwbaar en had het OM twijfels over zijn betrouwbaarheid niet gedeeld met de rechter-commissaris.

Zo werd in het hoger beroep duidelijk dat de kroongetuige had gelogen over contacten met zijn medeverdachte om de kans op een succesvolle kroongetuigeovereenkomst te vergroten. “Daarvoor heeft hij alle registers opengetrokken en niet alleen de politie, maar ook het Openbaar Ministerie én de rechter-commissaris en rechtbank misleid”, aldus het hof.

Naar aanleiding van deze uitspraak in het hoger beroep werd een onderzoek ingesteld naar de inzet van de kroongetuige “om lessen te trekken voor de toekomst”, meldt het OM.

Onvoldoende expertise

De onderzoekscommissie concludeert dat door de inadequate informatieoverdracht van het OM aan de rechter-commissaris “misverstanden en/of onduidelijkheden” zijn ontstaan over het onderzoek. Daarnaast was er bij het OM onvoldoende expertise over de inzet van een kroongetuige, “omdat er in het geheel genomen maar weinig deals worden gesloten”.

Ook was was de leiding onvoldoende betrokken bij de “belangrijke strategische beslissingen” in het onderzoek.

Kennis en ervaring

De commissie adviseert om bij toekomstige kroongetuigedeals gebruik te maken van de kennis en ervaring uit andere parketten “om beter te anticiperen op risico’s en de slagingskans van gevoelige trajecten te vergroten”. Ook moet de werkwijze van bijzondere kroongetuigetrajecten worden geüpdatet en moet er in het vervolg een regisseur worden aangesteld die leiding geeft aan het traject.

Het College van procureurs-generaal, dat het landelijke opsporings- en vervolgingsbeleid van het OM bepaalt, zegt de aanbevelingen over te nemen.

Door Haluk