Hij had naar eigen zeggen nu languit met een boek in de tuin kunnen liggen. In plaats daarvan zorgt Jos Schrauwen (69) een paar dagen per week voor zwaar verstandelijk gehandicapten, ruim 40 jaar zijn baan. Dat doet Schrauwen niet omdat het moet, maar omdat hij het wil. Ondanks een pensioen en AOW.

Schrauwen is daarin niet de enige: volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek is een kwart miljoen van de werkenden een AOW’er: iemand die vanaf de AOW-leeftijd recht heeft op de automatisch opgebouwde oudedagsvoorziening van de overheid.

De trend dat mensen vaker doorwerken na de AOW-leeftijd is terug te zien in arbeidsovereenkomsten, blijkt uit een rondgang van de NOS. Vijf jaar geleden stond dit nog in 21 procent van de cao’s die vakbond FNV afsloot. Nu wordt in zo’n 33 procent van de gevallen gesproken over doorwerken.

In die cao’s staan veelal geen specifieke voorwaarden voor het doorwerken, maar wordt vooral de mogelijkheid opengelaten om een nieuw contract af te sluiten. Het is dus geen recht om door te mogen werken. Er staat dan bijvoorbeeld dat het kan, als werknemer en werkgever samen tot een overeenkomst komen.

“Het taboe op doorwerken is eraf”, ziet een woordvoerder van vakbond De Unie. “Wij vinden: als mensen dit willen, moeten ze dat zelf weten. Maar mensen moeten ook leren dat de kwaliteit van leven niet alleen draait om werk.”

Plezier in het werk, verveling bezweren, je nuttig voelen: het zijn allemaal drijfveren voor mensen om door te werken, blijkt uit recent onderzoek van demografisch instituut NIDI. En in mindere mate het verdienen van geld, al is dat voor 10 procent van de mensen wel erg belangrijk.

Zorgmedewerker Schrauwen moest niet denken aan stoppen. “Je bouwt zo’n stevige band op met de cliënten, dat wilde ik gewoon niet kwijt. Ook viel er veel sociaal contact weg toen ik met pensioen ging.”

In zijn branche, de gehandicaptenzorg, is dit jaar voor het eerst in de cao opgenomen dat mensen die doorwerken ook na de AOW-leeftijd onder de cao vallen. In de praktijk werkten AOW’ers al langer door. “En het bevalt uitstekend”, zegt Schrauwen. “Het grote verschil is dat het moeten eraf is. Ik kies er nu bewust voor om hier te lopen.”

De belangrijkste reden voor werkgevers om mensen aan te houden, zijn de personeelstekorten. Werkgevers vertellen dat ze blij zijn met alle handen die ze kunnen krijgen of behouden. Zo vragen werkgevers in de technologische industrie regelmatig of medewerkers langer kunnen doorwerken.

Mensen die al jaren voor een bedrijf werken, beschikken ook over een groot goed voor werkgevers: kennis en ervaring. “En laat je hen gaan, dat gaat dat verloren”, aldus werkgeversorganisatie AWVN. “Bovendien blijven mensen veel langer vitaal. Niet alleen kantoormensen blijven, ook bijvoorbeeld buschauffeurs.”

Kritiek op de ontwikkeling is er ook. Zo is vakbond CNV geen voorstander omdat hierdoor oneerlijke concurrentie zou ontstaan met mensen onder de AOW-leeftijd. “Werklozen in de leeftijd 55-67 komen zo moeilijker aan werk.”

Volgens uitkeringsorganisatie UWV is er overigens een relatief lage werkloosheid in deze leeftijdscategorie.

Krapte

Voor werkgevers zijn er eigenlijk alleen maar voordelen aan het inhuren van een AOW’er, weet arbeidsmarktexpert Rob Witjes van het UWV. Werkgevers hoeven namelijk geen premies meer te betalen voor sociale verzekeringen of een ontslagvergoeding.

“Het is een van de knoppen waaraan werkgevers kunnen draaien”, zegt Witjes. “Maar die fitte zeventiger die nog wil werken, is natuurlijk niet altijd aanwezig. Voor wie het wel kan, is dit een mooie manier om actief te blijven. En daar kunnen werkgever en werknemer van profiteren.”

Meer hersteltijd nodig

Veel AOW-gerechtigden werken niet fulltime, Schrauwen evenmin. “Ik zei dat ze mij mochten bellen als er gaten in roosters vielen.” In de praktijk is dat best vaak: hij wordt zo’n een à twee keer per week ingezet. En op zijn leeftijd, is dat ook wel voelbaar. “Ik heb meer hersteltijd nodig van zo’n dienst dan voorheen.”

Willian Kroeze staat aan het roer van Schrauwens team met daarin ook drie andere AOW’ers. Dat mensen doorwerken verbaast haar niet. “Het begint hier namelijk echt met een passie en dat houdt niet ineens op.”

Hoewel de hulp welkom is, erkent Kroeze dat het fysiek haalbaar moet zijn. “Dit is een zeer zorgintensief beroep, daarom beginnen we altijd met de vraag of iemand dat nog aankan en wat de wensen zijn.”

Dat het voor het eerst in de cao wordt benoemd, vindt zij een goede ontwikkeling. “Want al zijn het maar een paar mensen die hierdoor blijven, iedereen telt. Met de krapte zijn we namelijk dagelijks bezig.”

Door Haluk