Nog nooit reed wielrenner Casper van Uden een grote ronde, maar bij de eerste de beste sprintkans in de Giro d’Italia greep de debutant direct zijn kans. De 23-jarige wielrenner van de Nederlandse Picnic PostNL-ploeg hield zijn landgenoten Olav Kooij en Maikel Zijlaard achter zich.
“Fijn dat het bij de eerste kans lukt, een heerlijk gevoel”, aldus een lachende Van Uden, die zelf niet wilde spreken van een verrassing. “Er zijn genoeg mensen die mij goed kennen voor wie het geen verrassing is…”
“Mijn teamgenoten geloven in me, maar soms moet ik nog wel wat meer in mezelf geloven”, vertelde Van Uden direct na de finish. “Dit helpt daar wel bij.”
Van Uden, die zichzelf omschrijft als “serieus en af en toe een klein beetje gestresst”, hoefde naar eigen zeggen niet veel na te denken tijdens de koers. “De jongens (teamgenoten, red.) volgen en erop vertrouwen dat het goedkomt.”
Zijn teamgenoten zetten hem goed af in finishplaats Lecce, waarna het de laatste honderden meters op hemzelf aankwam. “Volle bak, hoofd naar beneden en gaan.”
Geschreeuw in de radio
Van Uden schreeuwde het uit op het moment dat hij als eerste de eindstreep passeert, maar niet al zijn ploeggenoten zijn direct op de hoogte van het succes. “Ik moet eerlijk zeggen dat ik het laatste deel niet helemaal mee kreeg”, erkende Gijs Leemreize.
“Iedereen was rustig, dus we hadden niet helemaal door dat Casper gewonnen had. Maar in de radio hoorde we wel geschreeuw. Fantastisch.”
Voor Kooij, die vooraf als topfavoriet gold voor de ritzege in de vierde etappe, viel er niet veel te lachen na afloop. Hij kwam “een beetje vast te zitten” en kon pas laat op volle snelheid sprinten. “Toen zag ik dat ik te veel terrein moest goedmaken.”
Dat Van Uden er voor zijn neus met de winst vandoor ging, was ook voor Kooij geen verrassing. “Ik ken Casper al van kleins af aan. We zijn samen begonnen in de jeugd.”
Genoeg mogelijkheden
Kijkend naar de rest van de Giro, ziet Kooij nog genoeg mogelijkheden om zelf een keer te winnen. “Er komen nog meer kansen, maar elke verloren kans is toch zuur.”
Van Uden kijkt liever niet te veel naar de toekomst. “Niemand kan in de toekomst kijken. We leven in het nu. En nu voel ik met supergoed.”