Eind 2016 maakte de 85-jarige Jan Terlouw indruk met een pleidooi voor vertrouwen. Hij verwees naar de tijd dat hij met zijn jonge gezin in Utrecht woonde.

“Overal hingen touwtjes uit de brievenbussen. De kinderen konden gewoon de voordeur opentrekken en bij elkaar binnenlopen. Volwassenen ook. We vertrouwden mekaar.”

Het pleidooi van Terlouw in De Wereld Draait Door in 2016:

Aan zijn biograaf had hij er eerder nog wat bij verteld. Een van degenen die destijds bij hem binnenliepen was “een charmante twintiger”, de minnaar van een vrouw die zijn souterrain huurde. Op een dag ontdekte Terlouw dat de man 400 gulden uit zijn bureaula had gepikt. Omdat de man huilend bekende, deed Terlouw geen aangifte.

Later belde de politie aan om te praten over Hans van Z. Terlouw zei geen ‘Hans van Zet’ te kennen, maar toen agenten een foto toonden, herkende hij de vriend van zijn huurster. Het bleek de seriemoordenaar Hans van Zon te zijn.

De anekdote laat zien dat Terlouws vertrouwen grensde aan naïviteit. Het was zijn kracht en zwakte. Zijn open houding bezorgde hem als D66-leider populariteit en stemmenwinst, maar toen het erop aankwam ging hij ten onder in de politieke slangenkuil.

Bekijk hier een terugblik op zijn leven en carrière:

Volgens de vandaag overleden Jan Terlouw (93) waren er twee dingen die een mens kan doen zonder een vak te hebben geleerd: schrijven en politiek bedrijven. Hij maakte zelf naam in beide.

Terlouw promoveerde op kernfusie, maar stelde halverwege zijn leven vast dat de wetenschap hem onvoldoende bevredigde. Hij stapte over naar de politiek en ging kinder- en jeugdboeken schrijven.

Vanaf 1971 was hij elf jaar politicus, waarvan negen jaar als leider van D66. Als het vleesgeworden redelijk alternatief gaf hij de partij na het vertrek van de flamboyante oprichter Hans van Mierlo een nieuw gezicht.

In die jaren schreef hij ook zijn bekendste kinderboeken. Hij deed dat er zo’n beetje bij, in vakanties. Geen literaire meesterwerken, maar sommige worden nog steeds gelezen. De verfilming van Oorlogswinter uit 2008 trok bijna een miljoen bioscoopbezoekers.

Oorlogswinter speelt zich af in het gebied van zijn jeugd, de noordkant van de Veluwe. Terlouw groeide daar als zoon van een predikant op in een zwaar calvinistisch milieu. Hij schetste de bezetting als een tijd van lijden en onrecht, waarin goed en fout niet altijd helder te onderscheiden waren, maar waarin wel morele keuzes moesten worden gemaakt.

Morele keuzes werden een thema in al zijn boeken, die volgens Terlouw waren doortrokken van christelijke normen en waarden. Terlouw brak al vroeg met het geloof van zijn ouders, maar zette zich er nooit tegen af.

Terlouw was in de jaren 50 tijdens zijn studie natuurkunde in Utrecht wiskundestudente Alexandra van Hulst tegengekomen. Hij zou ruim zestig jaar met haar getrouwd zou zijn, tot haar overlijden in 2017. Ze kregen vier kinderen, aan wie Terlouw voor het slapen eigen verhaaltjes vertelde. Ze vormden de basis van zijn latere schrijverschap.

Oosterschelde

Terlouw werd in 1971 gekozen in de Tweede Kamer. Hij had toen al als D66-fractieleider in Utrecht naam gemaakt met kritiek op de bouw van Hoog Catharijne en de aanleg van autowegen door de binnenstad.

In de Tweede Kamer zette hij zich in voor natuur en milieu, zoals met zijn aanvankelijk eenzame verzet tegen de afsluiting van de Oosterschelde. Het leidde tot de Oosterscheldekering, een compromis waarmee Zeeland tegen de zee werd beschermd, maar de natuur toch vrij spel hield.

Nadat voor deze dure oplossing was gekozen, schreef hij er het jeugdboek Oosterschelde windkracht 10 over.

Keurig en kalm

Toen Van Mierlo zich na de vorming van het kabinet-Den Uyl in 1973 terugtrok als fractieleider, werd Terlouw zijn opvolger. Het verschil met de oude leider had nauwelijks groter kunnen zijn. Van Mierlo, een ex-journalist en ex-katholiek, was een slonzige, wat warrige en breedsprakige kroegtijger; Terlouw een keurige, kalme en rationeel redenerende domineeszoon.

Ook inhoudelijk verschilden ze: Van Mierlo vond dat de ideologieën hun tijd hadden gehad, Terlouw meende dat D66 bestaansrecht had als sociaalliberale partij.

Dat bestaansrecht was in die tijd allerminst zeker. Nadat D66 bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1974 slechts een half procent van de stemmen had behaald, stemde een meerderheid van het partijcongres voor opheffing. Alleen omdat de vereiste tweederdemeerderheid niet werd gehaald, ging de partij door.

Redelijk alternatief

Met Terlouw als lijsttrekker herstelde D66 zich en ging de partij in 1977 van zes naar acht zetels. In een tijd van onverzoenlijke tegenstellingen tussen links en rechts voerde ideale schoonzoon Terlouw met succes campagne.

In de formatie van 1977 slaagde hij er niet in de tegenstellingen tussen Den Uyl en CDA-leider Dries van Agt te overbruggen, waarna Van Agt met VVD-leider Hans Wiegel ging regeren.

Bij de verkiezingen van 1981, na jaren van economische malaise en politieke verlamming en verdeeldheid, wist Terlouw D66 groot te maken als ‘het redelijk alternatief’ voor de PvdA en de VVD. “Noch het socialisme noch het liberalisme heeft adequate antwoorden gegeven voor de problemen waar we nu in zitten”, meende hij.

Optimist en idealist

Terlouw pleitte ervoor “progressief, onafhankelijk, kritisch en redelijk” te zijn. Hij zette zichzelf neer als optimist en idealist, die stond voor de zorg voor de aarde en het milieu. Het was een boodschap die hij ook na zijn politieke carrière tot op hoge leeftijd zou blijven uitdragen.

Het leverde hem in 1981 zeventien zetels op, waardoor een nieuw kabinet van CDA en VVD onmogelijk werd. Na opnieuw een zeer moeizame formatie ging D66 regeren met CDA en PvdA. Terlouw werd vicepremier.

Door de vijandschap tussen Van Agt en Den Uyl kwam het kabinet-Van Agt II nooit echt aan regeren toe. In mei 1982 stapte de PvdA uit het vechtkabinet, waarna Terlouw nog een paar maanden verderging met Van Agt.

Van zijn imago als redelijke verzoener was weinig over. Bij de verkiezingen dat jaar zakte D66 terug naar zes zetels.

Terlouw besloot niet terug te keren in de Kamer en haalde zijn gram met de publicatie van een bitter dagboek. Na een periode in het buitenland werd hij tussen 1991 en 1996 commissaris van de Koningin in Gelderland. Het einde van zijn loopbaan stond, net als aan het begin, in het teken van het water: in 1995 liet hij wegens dreigende overstromingen het rivierengebied evacueren.

Ook daarna bleef hij tot op hoge leeftijd actief: hij hield lezingen en sprak geregeld op televisie over nog altijd dezelfde thema’s: milieuvervuiling, vreemdelingenhaat, hebzucht.

Toch bleef hij optimistisch: alles was oplosbaar met vertrouwen. “Als je elkaar echt vertrouwt, dan leef je niet in een maatschappij, maar in een samenleving. Dan doe je het samen. Als we dat nou weer meer gaan doen…”

Door Haluk