In verband met de viering van een Chinees traditioneel feest dat afgelopen donderdag begon moest de wereld even wachten. Maar vandaag gingen dan ook de Chinese beurzen open, voor het eerst sinds president Trump zijn invoerheffingen aankondigde. In navolging van beurzen wereldwijd sloten ze diep in het rood.
De indexen van Shenzhen en Shanghai leverden ruim 9 en 7 procent in, maar in Hongkong was het verlies het grootst. De Hang Seng-index eindigde maar liefst 13 procent in de min, de grootste duikeling sinds 1997.
Met name Chinese webshop- en technologiebedrijven werden hard getroffen in Hongkong. De aandelen van techgigant Alibaba, videoplatform Kuaishou en webshopbedrijf JD.com daalden tussen de 15 en 19 procent in waarde.
Op een persconferentie na het sluiten van de beurs waarschuwde de financieel secretaris van Hongkong, Paul Chan, dat de stad ook in de aankomende dagen nog ernstige schokken kan verwachten. Toch denkt Chan dat drastisch ingrijpen niet nodig zal zijn. Wel beloofde hij dat de autoriteiten steun zullen bieden aan kleine en middelgrote ondernemingen om de toegang tot kapitaal te verbeteren.
China’s Nationale Team
Een ingreep kwam er wel op het vasteland van China, wat er mogelijk aan bijdroeg dat de verliezen daar beperkter bleven dan in Hongkong. Vanochtend gingen de eerste geruchten rond dat China’s “Nationale Team” in beweging was. Dat is een onofficiële verwijzing naar een groep staatsgesteunde financiële instellingen en fondsen die strategisch ingrijpen op de Chinese aandelenmarkten. Dit doen ze vooral tijdens periodes van grote instabiliteit op de beurs.
Analisten zagen dat er fondsen werden aangekocht door Huijin, een staatsfondsmaatschappij die indirect valt onder de Chinese Staatsraad. En een paar uur later bevestigde Huijin dat het inderdaad actie had ondernomen om de aandelenmarkt te stabiliseren via de aankoop van Chinese aandelen. In een verklaring schreef Huijin dat het “sterk gelooft in de veelbelovende vooruitzichten van China’s kapitaalmarkt” en dat het zal blijven investeren.
Dat het Huijin was dat in actie kwam, lijkt geen toeval. Vorige maand werd bekend dat het dankzij een kapitaalverschuiving door de Chinese overheid zijn portfolio aan belangen in vermogensbeheerders significant had uitgebreid. En dat maakt het voor de overheid mogelijk om te doen wat we vandaag hebben gezien: effectiever ingrijpen bij marktschommelingen.
Groeiramingen bijgesteld
Vandaag stelden internationale financiële instellingen ook massaal hun groeiprognose voor de Chinese economie bij. In het beoogde groeicijfer van zo’n 5 procent, dat China vorige maand tijdens het Volkscongres presenteerde, lijken weinig instellingen nog vertrouwen te hebben.
Het Britse Barclays verwacht dat de Chinese economie nog maar met 4 procent zal groeien dit jaar, een afname van 1 procentpunt. Bij de bijstelling spelen niet alleen de importheffingen van de Verenigde Staten mee, maar ook de groeivertraging van de belangrijkste handelspartners van China, zoals veel zwaar getroffen landen in Oost- en Zuidoost-Azië.
De Zwitserse investeringsbank UBS schat dat de gewogen gemiddelde importheffing van Chinese producten in de Verenigde Staten kan oplopen tot 63 procent. De verwachting van UBS is dat dat de Chinese export zodanig zal aantasten dat het 1,5 procentpunt aan totale economische groei zal kosten.
Het Amerikaanse Morgan Stanley ziet het het somberst in. Die bank spreekt van een mogelijke daling van 1,5 tot 2 procentpunt economische groei voor China.
China ‘blijft openstaan voor buitenlandse investeringen’
Afgelopen weekend organiseerde het Chinese ministerie van Handel een bijeenkomst voor buitenlandse bedrijven, hoofdzakelijk uit de Verenigde Staten. De viceminister benadrukte de belangrijke rol van buitenlandse bedrijven in de modernisering van China. Ook verzekerde hij dat China niet zal afwijken van de eerder gedane belofte om meer ruimte te maken voor buitenlandse investeringen op de markt.
Meer dan 20 vertegenwoordigers van buitenlandse bedrijven, waaronder Tesla, woonden de bijeenkomst bij.