De Raad voor de Kinderbescherming geeft bij kinderen met een Nederlandse achtergrond die een strafbaar feit hebben gepleegd vaker het advies om hen niet te vervolgen dan bij kinderen met een migratieachtergrond.

Dat blijkt uit onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut in samenwerking met kennisinstituut Movisie naar mogelijke discriminatie en vooroordelen bij de organisatie. Het onderzoek werd uitgevoerd op verzoek van de raad zelf.

Een andere conclusie uit het rapport is dat de raad bij kinderen met een Nederlandse achtergrond vaker oordeelt dat een taakstraf geslaagd is dan bij kinderen met een migratieachtergrond. Ook bij kinderen uit gezinnen die boven de armoedegrens leven wordt vaker gesteld dat de taakstraf geslaagd is dan bij kinderen onder de armoedegrens.

De onderzoekers concluderen dat in de meeste gevallen mensen met verschillende achtergronden niet anders worden behandeld. De bovengenoemde gevallen vormen belangrijke uitzonderingen, stelt het rapport. De onderzoekers kunnen niet zeggen welke oorzaken ten grondslag liggen aan de verschillen.

Ongewenst gedrag binnen organisatie

Ook werd gekeken naar mogelijke vormen van ongelijke behandeling binnen de raad. Ongeveer een op de tien deelnemers aan het onderzoek zegt in het afgelopen jaar discriminatie te hebben ervaren door een collega of leidinggevende. Onder medewerkers met een niet-Europese achtergrond is dat bijna een kwart.

De gevallen gaan vooral over discriminatie in relatie tot herkomst of etniciteit, gender en geslacht, en huidskleur. Ook mensen met een beperking of chronische ziekte geven vaker aan discriminatie en ongewenst gedrag te ervaren. Volgens de medewerkers gaat het meestal om subtiele opmerkingen en gedrag. Ze doen daar vaak geen melding van.

Bovendien zegt meer dan de helft van de deelnemers aan het onderzoek het afgelopen jaar ongewenst gedrag te hebben ervaren. Dan gaat het over vormen van pesten, uitsluiting en vernedering.

In een reactie op het onderzoek stelt de raad dat men naar aanleiding van de conclusies over ongelijke behandeling bij taakstraffen en het advies om kinderen niet te vervolgen verder onderzoek gaat doen. Dat gebeurt door de zogeheten Discriminatietoets publieke dienstverlening in te zetten.

“Deze toets biedt handvatten om mogelijke risico’s op discriminatie nader in beeld te brengen en aan te pakken, waarbij jongeren en ouders expliciet worden betrokken om hun ervaringen in te brengen”, schrijft de Kinderbescherming.

Wat betreft de conclusies over discriminatie op de werkvloer stelt de raad dat het personeelsbeleid en wervings- en selectieprocedures onlangs zijn aangepast. “Maar dit is voor medewerkers nog niet altijd of nog onvoldoende merkbaar”, schrijft de raad, die de aanbevelingen uit het rapport verder wil bestuderen en op de werkvloer het gesprek wil voeren over inclusie, diversiteit en sociale veiligheid.

Door Haluk