“’t Is overweldigend. Vrij. Vrij. Vrij. VRIJ. Ik moet huilen, lachen, huilen. Kan geen woorden vinden.” Dat schrijft Marie Tims-Brouwer, zakenvrouw in Rotterdam, op 5 mei 1945 in haar dagboek. Pas in 2022 leest haar dochter, Greet Tims (99), de vier schriftjes die haar moeder heeft volgeschreven over haar ervaringen tijdens de oorlog. Vorig jaar besloot Greet de schriften in boekvorm uit te geven.

De rol van dagboeken wordt steeds belangrijker om aan volgende generaties over te brengen hoe mensen het dagelijks leven hebben ervaren tijdens de bezetting. Dat zegt onderzoeker René Pottkamp van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies.

Tachtig jaar na de bevrijding van Nederland is de groep mensen die uit eigen ervaring over de oorlog kan vertellen nog maar klein. “De oorlog raakt daardoor steeds verder uit het collectieve geheugen”, zegt Pottkamp. “De dagboeken maken het persoonlijk en begrijpelijk.”

Al tijdens de oorlog wordt er nagedacht over de historische waarde van oorlogsdagboeken. Op 28 maart 1944 doet minister Gerrit Bolkestein van Onderwijs via Radio Oranje een oproep aan het Nederlandse volk om foto’s, brieven en dagboeken te bewaren en na de oorlog te schenken aan een nog op te richten instituut voor oorlogsdocumentatie. De gedachte daarachter is dat de volgende generaties “ten volle kunnen beseffen wat wij als volk hebben doorstaan en te boven zijn gekomen”.

Bij het NIOD zijn tot nu toe zo’n 2500 oorlogsdagboeken in hun collectie opgenomen, waaronder dat van Marie Tims-Brouwer. Maandelijks worden er nog nieuwe dagboeken uit die tijd gebracht. “Veel mensen brengen hun dagboek om te voorkomen dat het later wordt weggegooid”, zegt Pottkamp. “Sommige zijn heel feitelijk, over de vorderingen aan het front. Juist de persoonlijke verslagen zijn een inkleuring van wat er toen is gebeurd.”

Moedig

“Ik was 13 toen de oorlog begon, maar ik heb nooit gezien dat mijn moeder een dagboek bijhield”, zegt Greet Tims. “Toen ik het las dacht ik: wat is ze moedig geweest.” Marie Tims runt samen met haar man Ed twee grote horecazaken in Rotterdam als de oorlog uitbreekt. Ze wonen met hun drie kinderen in Scheveningen.

“Heel Rotterdam staat in brand!”, schrijft Marie in grote letters in haar schrift als de Duitsers Rotterdam bombarderen op 14 mei 1940. Greet ziet haar vader voor het eerst huilen. Vanuit hun huis kijken ze naar de enorme rookwolken boven de stad. De beide horecazaken gaan in vlammen op.

Tot Maries grote opluchting krijgen ze een dag later bericht van hun zoon Jan, die soldaat is in het Nederlandse leger. “Jan leeft”, schrijft Marie. “O, o, ik ben zo blij. Hoe kun je nu blij zijn als je alles kwijt bent, maar dit is niet alles. Mijn kind leeft.”

Marie opent samen met Ed zes weken na het bombardement een nieuwe zaak in Rotterdam. Ed weet te voorkomen dat ze plakkaten moeten ophangen waarop staat dat ‘Joden niet gewenst’ zijn. “Ik doe niet aan politiek”, verklaart hij bij de NSB-burgemeester. “Ik dien alleen mijn zaak en iedereen is welkom.”

In 1942 moet het gezin evacueren uit Scheveningen omdat de Duitsers langs de kust een verdedigingslinie, de Atlantikwall, bouwen. Ze gaan op hun boot wonen, totdat die door de Duitsers wordt gevorderd.

In deze video leest Greet Tims in haar moeders dagboek hoe hun boot wordt gevorderd en vertelt ze hoe ze aan een ramp ontkomen:

Na de bevrijding stopt Marie met schrijven, maar in januari 1959 voegt ze een laatste boodschap toe aan haar dagboek. Ze waarschuwt dat er altijd oorlogen zullen zijn, maar dat je niet bang moet zijn.

“Is hij er eenmaal aanvaard hem en doe je plicht, blijf trouw aan jezelf, je gezin en je principes. Doe wat gedaan moet worden en laat dan maar komen wat komen moet. “

Bekijk hieronder de special De Ooggetuigen, waarin te zien is hoe een Canadese soldaat, een oorlogscorrespondent, een Joods meisje, een verzetsstrijder, een schooljuf en vele anderen het bevrijdingsjaar beleefden.

Door Haluk