In het eerste kwartaal van dit jaar hebben veel minder mensen een asielaanvraag ingediend in vergelijking met dezelfde periode een jaar geleden. Het is een halvering, zegt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Er waren vooral minder eerste asielverzoeken van mensen uit Syrië, Irak en Jemen. Maar ook Turken en Eritreeërs vragen hier minder vaak asiel aan. Het aantal ‘nareizigers’ dat naar Nederland komt, neemt wel toe.
De CBS-cijfers zijn gebaseerd op informatie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
Al jaren vooral uit Syrië
Al jaren komen veruit de meeste asielzoekers uit Syrië; een direct gevolg van de burgeroorlog daar. In het eerste kwartaal deden 900 Syriërs een asielverzoek, tegen bijna 3000 Syriërs een jaar geleden.
De afname onder Irakezen was nog sterker: 110 aanvragen in het eerste kwartaal tegen 1200 een jaar geleden.
In het eerste kwartaal van dit jaar vormden Turken na Syriërs de grootste groep asielzoekers (325 aanvragen), gevolgd door Eritreeërs (235).
Dat er minder asielzoekers naar Nederland komen, sluit aan bij een Europese trend. Ook in Duitsland is sprake van een scherpe daling van het aantal asielzoekers, ook uit Syrië.
CBS-onderzoeker Tanja Traag zegt dat er al langer sprake is van een dalende trend. “Hoe dat precies komt, is lastig te zeggen. Je kunt je voorstellen dat het iets te maken heeft met de val van de Syrische president Assad. Je ziet ook dat het aantal asielzoekers uit Jemen en Irak sterk is gedaald, al zie ik niet direct een verband met de politieke situatie daar.”
Ook de IND wijst bij de daling van het aantal asielaanvragen op een brede Europese trend en de veranderde politieke situatie in Syrië.
Voorlopig neemt de IND geen besluiten over asielaanvragen van Syriërs. Door het aantreden van de nieuwe machthebbers is het moeilijk vast te stellen of Syrië nu veilig genoeg is om naar terug te keren.
Frontex (de Europese grensbewakingsorganisatie) schrijft de daling met name toe aan de strengere controles aan de Europese buitengrenzen.
Wat verder meespeelt is dat de EU met een aantal landen afspraken heeft gemaakt over migranten. Een voorbeeld is de ‘Tunesiëdeal’. Daarin staat dat Tunesië geld krijgt voor grensbewaking en de economie in ruil voor het indammen van de migrantenstroom. Dat heeft er mede toe geleid dat vorig jaar het aantal migranten dat vanuit Tunesië en Libië naar de EU komt ruim is gehalveerd, zegt Frontex.
‘Strengste asielbeleid ooit’
Migratiedeskundigen betwijfelen of de dalende asielinstroom in Nederland een gevolg is van het “strengste asielbeleid ooit”. Ook zij wijzen op de bredere Europese trend van minder asielaanvragen, vooral uit Syrië. “Blijkbaar is de situatie in Syrië zodanig veranderd dat veel minder mensen de noodzaak voelen hun land te verlaten”, aldus IND-directeur Rhodia Maas. “Dat is vooral fijn voor de Syriërs zelf. Daarnaast geeft het ons wat lucht.”
Tegelijkertijd wijst Maas erop dat nog altijd 50.000 mensen wachten op een beslissing over hun asielaanvraag. “We werken er hard aan om dat aantal terug te brengen, maar het zal nog heel wat tijd kosten”, zegt Maas.
De stijging van het aantal nareizigers noemt CBS-onderzoeker Traag verklaarbaar. “Dat zijn mensen die familieleden nareizen die hier al zijn. Dat gebeurt altijd met enige vertraging.” Ook onder de nareizigers, zijn Syriërs de grootste groep.
COA: nog altijd opvanglocaties nodig
Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) zegt dat de druk op de asielopvang nog altijd hoog is, al neemt de druk op het aanmeldcentrum in Ter Apel af.
Per 15 mei stopt de ‘noodnachtopvang’ in de omgeving van Ter Apel. Mensen worden daar met de bus voor één nacht naartoe gebracht als het in Ter Apel te druk is.
“De noodnachtopvang is sinds eind oktober 2024 niet meer nodig geweest en de verwachting is dat dit de komende tijd zo blijft. Daarom is besloten om niet verder te gaan met deze dure vorm van opvang”, meldde het COA vorige week.
Het stoppen van de noodnachtopvang betekent volgens het COA niet dat er geen plekken meer nodig zijn, “integendeel”. “Een groot deel van de opvanglocaties is tijdelijke noodopvang die veel geld kost en vaak niet voldoet aan de eisen.”
Het COA noemt het daarom essentieel dat gemeenten meewerken aan mogelijke nieuwe locaties in het kader van de spreidingswet.