Werkgevers in de zorg proberen al maanden met man en macht zzp’ers over te halen in loondienst te komen vanwege de striktere handhaving van de regels door de Belastingdienst. Toch moeten veel zzp’ers er niet aan denken om in loondienst te gaan. Hoe pakt het tot nu toe in de praktijk voor hen uit?
De NOS volgde de afgelopen maanden een aantal zzp’ers in de zorg, die allemaal de gevolgen van de onrust rond zelfstandigen ondervonden.
Toch maar in dienst
Imke Wijkmans (35 jaar, zzp’er sinds 2022) is niet zo’n teamspeler, zegt ze zelf. Haar directheid wordt niet altijd gewaardeerd bij collega’s. En na drie maanden op één plek jeuken haar handen om iets nieuws te gaan doen.
Het leven als zzp’er beviel haar dus goed. De huidige wetgeving noemt ze een “doktersbriefje zonder duidelijk handschrift”, omdat ze niemand kent die het helemaal snapt.
In januari wilde ze niet in loondienst, want ze wil zich kunnen blijven ontwikkelen. “Instellingen hebben handjes aan het bed nodig, en willen niet echt investeren, waardoor je uiteindelijk alleen maar afgestompte verpleegkundigen aan je bed hebt.”
Maar een maand later trad ze toch in dienst. “Het was gewoon geen doen meer”, vertelt ze. “Geen opdrachten of alleen maar hele korte, en veel meer reistijd. Dit was thuis ook niet houdbaar. Ik heb toch besloten de rust op te zoeken door in loondienst te gaan.”
Wijkmans werkt nu op een revalidatieafdeling, waar ze afwisseling vindt in de constante doorstroom van patiënten. “Het was in het begin wel heel erg vermoeiend om binnen een team te werken, met een vaste routine. Maar gelukkig werken er veel mensen die ook direct zijn.”
Van de bank terug naar de werkvloer
Ook Shirley Koningstein (52, zzp’er sinds 2010) heeft een paar karige werkmaanden achter de rug. In het eerste kwartaal had ze maar vier diensten als verpleegster, tegenover de vier diensten die ze normaliter per week draait.
Na de onrust van afgelopen jaar wist ze dat er een rustige periode aankwam. “Sinds de herfst zeiden instellingen dat ze met ons gingen stoppen, dus ik heb een potje gemaakt”, vertelde ze eind maart. “Ik kan het nog wel tot volgend jaar uitzingen, maar dat wil ik natuurlijk niet. Ik zit hier maar thuis, terwijl heel veel collega’s zich rot rennen.”
Nu, een maand later, is de situatie compleet veranderd. Koningstein werkt weer vier à vijf dagen per week bij een ouderenzorginstelling – nog steeds als zzp’er. “Ze probeerden het de eerste maanden met alleen vast personeel te doen, maar het personeel stond op omvallen, hoorde ik.”
Ze werkt nu op een afdeling met vijf vaste medewerkers en zeven zzp’ers. “Het geeft iets meer rust nu, dat ik weer kan doen waar ik blij van word. Maar ik maak me wel zorgen over hoe de situatie na de zomer is.”
Kick van ondernemerschap
Mahin Talei (56, zzp’er sinds 2021) heeft zich nog nooit zo erg ondernemer gevoeld als de afgelopen maanden. Toen ze begin dit jaar merkte dat de zorginstellingen in haar woonplaats Apeldoorn stopten met de inzet van zzp’ers, zette ze wat veranderingen in gang.
“Ik ben nu bereid verder te reizen voor opdrachten en ik ben veel actiever op LinkedIn om mijn bedrijf onder de aandacht te brengen. Als je een echte onderneming wil zijn, moet je er hard voor werken. Dan krijg je echt een kick.”
Ze vertelt dat ze voorheen meer dan 70 procent van de tijd bij één opdrachtgever zat. “Nu zeg ik dat dat niet kan, omdat ik zzp’er ben. Ik draag ook nooit een uniform van een instelling. Dat vinden ze dan een beetje raar. Maar er moet een verschil zijn tussen mij en werknemers. Daarom ga ik ook niet mee met teamuitjes.” Om opdrachten zit ze sinds januari niet verlegen.
Talei is nu vooral actief bij particuliere opdrachtgevers in de palliatieve thuiszorg en kleinschalige zorginstellingen. Begin januari vertelde ze nog dat ze voor het eerst bij zo’n patiënt langs was geweest.
Toen werd haar nog elke dag gevraagd om in loondienst te komen, maar dat wilde ze niet. “Tuurlijk, vaste dienst zou meer stabiliteit geven, maar je moet je er wel gelukkig voelen. Ik merk hoe fijn afwisseling is voor mij.”